Toen mijn dochter ter wereld kwam, veranderde ze. Niet mijn leven. En nee, ze zette mijn leven ook niet op z’n kop. Nee, ze draaide het, van binnen naar buiten.
Het voelde niet als een brandend vuur, maar als een nieuwe kamer. Een nieuwe kamer die openging in mijn hart. Een vierde dimensie, zo ergens tussen mijn borstbeen en mijn wervelkolom. Iets dat daar al tijden verscholen lag, zo in het halfduister, net als mijn Spaans, dat ik al jaren niet meer had gesproken.
Voordat ik zelf geboren werd, had mijn vader een Chevy gekocht. Eentje uit '57: felgroen, je weet wel met die benzinedop nog aan de binnenkant en van die zilveren staartvinnen. Hij liep als de brandweer, rookte als de hel en uiteraard nog met zonder gordels.
Inderdaad diezelfde Chevy, waarin mijn vader me naar huis reed, toen vanuit het ziekenhuis. Waarbij we, terloops, op de brug, ook nog even een andere auto raakten. Wie er, een soort van slaapdronken achter het stuur zat? Het zou voor altijd een mysterie blijven.
Mijn Spaans was in die tijd trouwens net als die groene Chevy: flink gedeukt en met behoorlijk wat schrammen, butsen en dutsen. Laat ik zo zeggen: moeilijk aan de praat te krijgen maar als -ie eenmaal liep.... Vaak volstonden dan eenvoudige fluisterwoordjes als ‘liefde’, maar dan in ’t Spaans. Tja toen, in die eindeloze begintijd, die eindeloze begintijd en later.
Later? De latere dagen, de latere weken, de latere maanden, om uiteindelijk alles te omvatten, inclusief het verhaal hoe het allemaal begon. Hoe een punt een lijn werd, een lijn een oppervlak, een oppervlak een volume, En wat uiteindelijk overbleef? Tijd.
Tijd. Ja, dat lange eerste jaar, waarin we zo zelden bewogen. Tijd. Soms ineens een aardverschuiving met avondrotsen. Tijd. Van rollen naar kruipen, van kruipen naar stappen. Eerst nog wat wankel in wagentjes. Wat later draaiend in cirkels, om het uiteindelijk gierend op een rennen te zetten.
Ja, ik zie haar door tijdlijnen bewegen, die ik steeds vaker niet meer helemaal herken, hooguit nog wat vage contouren van verre verledens, een paar verlegde ankerpunten.
Meer en meer ben ik toeschouwer. Die groene gloed. Die opkomende boog. En zij? Al zo veranderd. Steeds veranderend veranderd. Ze vult steeds meer de ruimte, groeit en groeit en god zij dank, ze blijft dat doen. Want hoop doet leven en leven is bewegen. Doorlopend haar zoektocht naar toekomst. Nee, niet die ene toekomst, nee alle, alle, allemaal!
Hoe het zich allemaal ontvouwt buiten die snel krimpende kooi van een vaders hart. Het lijkt wel gisteren, toen uit haar adem ineens lettergrepen rolden, die woorden, die zinnen, die liedjes werden.
Het lijkt wel gisteren, toen ze nog paste in mijn geïmproviseerde wieg van armen, nog zo ver verwijderd van de uitgestrekte wereld, die ze openbrak.
Het is zeker, dat het allemaal, alleen maar sneller zal gaan. Ik zie haar al, in haar felgroene Chevrolet Bel Air klimmen. Richting iedereen, richting overal, richting alles. Alles wat haar pad maar mag kruisen: afwijken, omarmen, opboksen of juist bruggen slaan. Bruggen slaan tussen haar nu en haar toekomstige zelf, en tussen alle andere levens die zich ontvouwen.
Hoe het rolt en rolt en rolt, inclusief de tijd, die ze nodig heeft om vredig in slaap te vallen. Inclusief de tijd, die ze nodig heeft om vrolijk naar de ochtendzon te zwaaien, zelfs na een onrustige nacht.
Iets met haar hoofd op mijn schouder, iets met het ritme van de radio. Ik stel me voor, dat áls er een hiernamaals is, zeg maar volledig waard om voor te leven, dat het dan waarschijnlijk, dit is! Dit. Precies zo. Dit. Voor altijd.
Inheritance van Diego Báez in een vrije hertaling van Wordbites.
Het voelde niet als een brandend vuur, maar als een nieuwe kamer. Een nieuwe kamer die openging in mijn hart. Een vierde dimensie, zo ergens tussen mijn borstbeen en mijn wervelkolom. Iets dat daar al tijden verscholen lag, zo in het halfduister, net als mijn Spaans, dat ik al jaren niet meer had gesproken.
Voordat ik zelf geboren werd, had mijn vader een Chevy gekocht. Eentje uit '57: felgroen, je weet wel met die benzinedop nog aan de binnenkant en van die zilveren staartvinnen. Hij liep als de brandweer, rookte als de hel en uiteraard nog met zonder gordels.
Inderdaad diezelfde Chevy, waarin mijn vader me naar huis reed, toen vanuit het ziekenhuis. Waarbij we, terloops, op de brug, ook nog even een andere auto raakten. Wie er, een soort van slaapdronken achter het stuur zat? Het zou voor altijd een mysterie blijven.
Mijn Spaans was in die tijd trouwens net als die groene Chevy: flink gedeukt en met behoorlijk wat schrammen, butsen en dutsen. Laat ik zo zeggen: moeilijk aan de praat te krijgen maar als -ie eenmaal liep.... Vaak volstonden dan eenvoudige fluisterwoordjes als ‘liefde’, maar dan in ’t Spaans. Tja toen, in die eindeloze begintijd, die eindeloze begintijd en later.
Later? De latere dagen, de latere weken, de latere maanden, om uiteindelijk alles te omvatten, inclusief het verhaal hoe het allemaal begon. Hoe een punt een lijn werd, een lijn een oppervlak, een oppervlak een volume, En wat uiteindelijk overbleef? Tijd.
Tijd. Ja, dat lange eerste jaar, waarin we zo zelden bewogen. Tijd. Soms ineens een aardverschuiving met avondrotsen. Tijd. Van rollen naar kruipen, van kruipen naar stappen. Eerst nog wat wankel in wagentjes. Wat later draaiend in cirkels, om het uiteindelijk gierend op een rennen te zetten.
Ja, ik zie haar door tijdlijnen bewegen, die ik steeds vaker niet meer helemaal herken, hooguit nog wat vage contouren van verre verledens, een paar verlegde ankerpunten.
Meer en meer ben ik toeschouwer. Die groene gloed. Die opkomende boog. En zij? Al zo veranderd. Steeds veranderend veranderd. Ze vult steeds meer de ruimte, groeit en groeit en god zij dank, ze blijft dat doen. Want hoop doet leven en leven is bewegen. Doorlopend haar zoektocht naar toekomst. Nee, niet die ene toekomst, nee alle, alle, allemaal!
Hoe het zich allemaal ontvouwt buiten die snel krimpende kooi van een vaders hart. Het lijkt wel gisteren, toen uit haar adem ineens lettergrepen rolden, die woorden, die zinnen, die liedjes werden.
Het lijkt wel gisteren, toen ze nog paste in mijn geïmproviseerde wieg van armen, nog zo ver verwijderd van de uitgestrekte wereld, die ze openbrak.
Het is zeker, dat het allemaal, alleen maar sneller zal gaan. Ik zie haar al, in haar felgroene Chevrolet Bel Air klimmen. Richting iedereen, richting overal, richting alles. Alles wat haar pad maar mag kruisen: afwijken, omarmen, opboksen of juist bruggen slaan. Bruggen slaan tussen haar nu en haar toekomstige zelf, en tussen alle andere levens die zich ontvouwen.
Hoe het rolt en rolt en rolt, inclusief de tijd, die ze nodig heeft om vredig in slaap te vallen. Inclusief de tijd, die ze nodig heeft om vrolijk naar de ochtendzon te zwaaien, zelfs na een onrustige nacht.
Iets met haar hoofd op mijn schouder, iets met het ritme van de radio. Ik stel me voor, dat áls er een hiernamaals is, zeg maar volledig waard om voor te leven, dat het dan waarschijnlijk, dit is! Dit. Precies zo. Dit. Voor altijd.
Inheritance van Diego Báez in een vrije hertaling van Wordbites.