Een tafel is een deur.

De man,
vervuld van levensvreugde

legde zijn sleutels op tafel,
zette de bloemen in de koperen vaas,
legde zijn melk en eieren op tafel,
legde het licht dat door het raam naar binnen viel neer.

En ook het geluid van een fiets,
het geluid van een takel,
de zachtheid van brood
en de lucht, legde hij neer.


Al wat hem door het hoofd speelde,

legde de man op tafel.
Al wat hij wilde doen in het leven,
Ja, dat alles legde hij neer.

Van sommigen hield hij.
Van anderen niet.
Ook hen, legde de man op tafel.
Drie maal drie was negen.
Hij legde de negen op tafel.
Hij stond naast het raam,
naast de hemel,

reikte ernaar,
en legde het oneindige op tafel.


Al dagen wilde hij een biertje drinken.
Hij legde het schenken van het bier op tafel.
Hij legde zijn slaap neer,
legde zijn waken neer.
Zijn verzadiging, en zijn honger,
legde hij neer.

Tjonge, wat een tafel was dat,

gaf geen krimp, onder zoveel last,
wankelde even, stond weer stil.
En de man hij legde maar neer en neer en neer.



Prachtige tip van Anouk Smies, dit gedicht van de Turkse dichter Edip Cansever. De vertaling is van Sytske Sötemann.