Ik wen eraan.

Ik wen eraan,
hier, zittend, de indruk te geven,
van iemand die leunt, soms vooroverbuigt,
zolang de omgeving ruimte-vullend en in het ongewisse blijft.

Mijn tong reist rond in mijn mond,
minuten verstrijken.
Ik wil mijn toevlucht kunnen nemen tot wit,
als links voor het raam wolken langstrekken.
Mijn hoofd heb ik al bij voorbaat gedraaid,
met mijn hand in een beker geknepen.

Als ik me buk, zie ik,
waar voorheen niets was, aan mijn voeten.
Ik had al iets moeten zeggen en de was moeten opvouwen.

Licht is gevallen, het stuk tuin kwam erna,
zou van mij kunnen zijn, een bij elkaar zijn
van eigen woorden, een overeenkomst met gras
en de contouren van struiken.



Farhad Showghi.
(Vertaling door Annelie David).